Hoe riskant is het als bedrijven op één been gaan staan?

DSM zegt de mijnstreek definitief vaarwel. Alleen de naam van het bedrijf, afkorting voor De Staatsmijnen, zal er nog aan herinneren. De twee laatste vestigingen van DSM op het 800 hectare grote industriegebied Chemelot in Geleen, waar de restanten van de mijn Maurits nog staan, worden nu ook afgestoten: het bedrijf dat supersterke vezels maakt voor scheepstouw, windmolens en wielerkleding en het bedrijf dat kunststoffen produceert voor onder meer de auto-industrie.

Eerder werd al bekend dat DSM het hoofdkantoor verplaatst naar Maastricht. In Limburg resteert van DSM voor de rest alleen nog een distributiecentrum bij Venlo.

Hiermee wordt een einde gemaakt aan het levenswerk van Gé Berkhoff, de scheikundige die vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw al de aanzet gaf voor een toekomst weg van de mijnen: eerst door de ontwikkeling van kunstmeststoffen, later door het opzetten van een Centraal Laboratorium en tenslotte door de fabricage van grondstoffen voor textielvezels. Hij stond aan de basis van Chemelot dat tot begin deze eeuw uitsluitend door DSM werd gebruikt. Nu zitten er 150 bedrijven, maar dadelijk geen meer van DSM.

Dat bedrijven zich moeten heruitvinden is een feit. Anders zou DSM allang niet meer hebben bestaan. Van de vier staatsmijnen – Wilhelmina, Hendrik, Maurits en Emma – ging de laatste in 1973 dicht. Rond de eeuwwisseling werd DSM van een bulkchemieconcern een fijnchemieconcern. En nu wil het zich concentreren op gezonde en natuurlijke voeding.

De transformatie is op zichzelf te prijzen. Het past in de trend naar een meer duurzame samenleving. Maar inmiddels lijkt het terugvallen op één kernactiviteit bij Nederlandse bedrijven een doel op zichzelf te zijn geworden. Eerder werd Philips in twee decennia volkomen ontmanteld, waardoor nu alleen een producent van medische apparatuur resteert. AkzoNobel en Unilever volgden nadat ze een overnameprooi dreigden te worden. Akzo verkocht de chemiedivisie om zich op verf te richten. En Unilever stootte de margarinedivisie af – net als de gloeilampen bij Philips het onderdeel waarmee het allemaal begon. En allemaal hebben ze hun hoofdkantoren verplaatst of tenminste getracht die te verplaatsen (Unilever) in een poging een streep onder het verleden te zetten.

Nostalgie is behalve voor musea geen verdienmodel. Bedrijven moeten hun stakeholders bedienen. En dat zijn in deze tijd, waarin shareholdersvalue de heilige graal is – in de eerste plaats de aandeelhouders.

Maar het is gevaarlijk om als bedrijf op slechts één been te staan. Dat heeft Philips ondervonden met de problemen bij zijn slaapapneu- en beademingsapparatuur. Als gevolg daarvan is de beurskoers van Signify, de oude gloeilampentak dit jaar met 24 procent gestegen, terwijl die van Philips met 13 procent is gedaald.

Voorlopig pinken alleen de mensen in de mijnstreek een traantje weg. Maar het kan eindigen in een huilbui voor aandeelhouders.